Stan komt met de tram aan in de stad. Nu moet hij naar het werk van zijn mama. Dit is het plan dat Stan kreeg van zijn mama.
Volg zijn route en trek in de tekst een kring rond de juiste richting waarin hij stapt.

- Wanneer Stan uit de tram stapt, steekt hij de straat over op het zebrapad.
- Hij stapt in zuid-westelijke / noord-oostelijke richting tot het volgende kruispunt.
- Daar slaat hij de hoek om in zuid-oostelijke / noord-westelijke richting.
- Aan het kruispunt steekt hij recht over op het zebrapad.
- In het rode gebouw aan zijn linkerkant werkt zijn mama.